Terwijl ik schrijf...

Als schrijver in de dop, leerling of latente verhalenverteller die wacht op iets te vertellen, heb ik altijd al enkele auteurs in hun presentaties willen vragen naar hun motieven, hun inspiratie om te schrijven. Maar wanneer de rij verder gaat en je ze ontmoet met hun Vulpen en ze vragen je voor wie? Het lijkt niet het meest opportuun om hen die hangende vraag te stellen...

Dat is ongetwijfeld de reden waarom ik gepassioneerd ben door de verhulde intentieverklaringen van elke schrijver, zoals die voice-over die inbreekt in de roman. Maar afgezien van de anekdotische verschijning is de cameo, het metaliteraire moment waarop de verteller naar de blanco pagina kijkt om de reden voor schrijven uit te leggen, nog beter.

Omdat de auteurs soms worden aangemoedigd om alles uit te leggen, om in een boek te bekennen wat hen ertoe heeft gebracht om "schrijvers te zijn" als een manier van leven. Ik verwijs naar gevallen als die van de zeer Stephen King met zijn werk "Terwijl ik schrijf", zelfs de dichtstbijzijnde Felix Romeo met zijn "Waarom ik schrijf".

In beide werken behandelt elke auteur het idee van schrijven als een heel persoonlijk levenskanaal dat onvoorspelbaar eindigt in zoiets als overleven om het verhaal te vertellen. En met een meer commerciële wil of een meer transcendentaal belang heeft het in laatste instantie niets te maken. Het is geschreven omdat het moet worden geschreven, en zo niet, hoe het er ook op wijst Charles Bukowski, kom er maar beter niet aan.

Een meesterwerk kan bij toeval worden geschreven als men ervan overtuigd is iets interessants of suggestiefs te vertellen te hebben. Daar hebben we Patrick Süskind, Salinger of Kennedy Toole. Geen van de drie kwam de eerste keer over het meesterwerksyndroom heen. Maar ze hadden vast niets interessants te vertellen.

Het kan zijn dat het is geschreven omdat de vreemdste dingen je overkomen. Of dat is tenminste de perceptie van wat geleefd is die King ons leert in de belijdenis van zijn roeping in een boek. Of je kunt schrijven uit een hondsdolle ontgoocheling en het gezonde verlangen om afstand te nemen van het vervelende gevoel van algemeenheid, van het tumult van massaclaims, zoals Félix Romeo ons lijkt te schetsen.

Het punt is dat in zulke directe en uitgebreide bekentenissen van het verhalenvertellersvak, maar ook in kleine flitsen zoals die van Joel Dicker in bijvoorbeeld "De waarheid over de zaak Harry Quebert", elke fan van schrijven daarmee wordt geconfronteerd prachtige spiegel waar de smaak om zwart op wit te zetten heel logisch is.

Laat een reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Ontdek hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.